column in Vakblad Natuur Bos Landschap, november 2022

 

Eindelijk is daar dan de nieuwe Gedragscode bosbeheer. Er is vijf jaar aan gewerkt. Pardon? Ja, vijf jaar. Dat moet een duizelingwekkend aantal vergaderingen en heen en weer gemailde concepten zijn geweest. De makers zijn mogelijk opgelucht, en tevreden met het resultaat, bosbeheerders zijn dat allerminst. Ze krijgen opnieuw beperkingen en papierwinkel opgelegd. Naast de subsidieregeling SNL bedenken ook clubs als FSC geregeld nieuwe regels en vragen uitgebreide rapportages. Bosbeheerders zijn steeds vaker niet met bos bezig.

 

Eerder noemde ik de Wet natuurbescherming een crime voor het beheer, een bron voor treiteraars (zoals gepensioneerde advocaten die graag dwarsliggen) en een goudmijn voor adviesbureaus. Dat is met de nieuwe Gedragscode nog erger: je kunt als bosbeheerder weinig goeds doen, maar wel veel fout. Ik ken de details niet (en dat wil ik ook graag zo houden), maar spreek geregeld wanhopige bosbeheerders.


Ecologen hadden naar verluid een belangrijke rol bij opstelling van de nieuwe regels. Veel ecologen (gelukkig niet allemaal) kennen twee typen bos: bos-weg en bos-afblijven. Het meepraten over bosbeheer, waar de oogst van hout een onderdeel van is, leidt voor ideologen niet automatisch tot praktische oplossingen.


Er wordt van de bosbeheerders veel gevraagd: inventariserend onderzoek, werkprotocollen, specifieke maatregelen per soort, afwijkingsrapportage, en wat al niet meer. Veel controles en administratie kortom, met wantrouwen als basis. Jammer en onnodig, want er gaat zoveel goed in het bos.


Vijf jaar overleg. Alleen de diehards, de vergadertijgers houden dat vol. In het begin van zo’n proces doen mogelijk nog wel wat praktische beheerders mee, maar die haken na een paar vergaderingen af; die gaan weer naar buiten.


Als regelingen worden vernieuwd worden ze NOOIT EENVOUDIGER. De eerste Gedragscode uit 2005 omvatte 6 pagina’s, huidige telt er 30.


Ik wens de beheerders sterkte met dit gedrocht.