Nederlands Bosbouw Tijdschrift, maart 2002

!!foto Eik met kroonverlaging!!

 

Deze eik is enige jaren van opstandsboom tot solitair geworden. Zijn ecologische condities zijn toen sterk veranderd. Kreeg hij vroeger het licht alleen van boven, nu is er licht van alle kanten. De boom heeft op zijn plotselinge vrijstelling gereageerd door de slapende knoppen te openen en geheel nieuw groen te ontwikkelen vanuit de voorheen kale stam. Deze zo te noemen kroonverlaging laat zich (in menselijke termen) verklaren.

Bomen hebben als ‘levensopdracht’ om te groeien door zoveel mogelijk groen te vormen. Dat groen kan gevormd worden op plaatsen waar voldoende licht is. Het vervoer van water en voedingsstoffen is, sinds de vrije stand van deze eik het mogelijk maakt om ook halverwege de stam groen te vormen, niet langer naar de hoge kroon nodig. De kroon sterft daardoor af en er wordt een geheel nieuwe “kroon“ gevormd halverwege de stam. Een sterk staaltje van aanpassingsvermogen  en herstellingsvermogen, zeker gezien de leeftijd van de boom.

 

Dat de boom biologisch heel vitaal is blijkt ook uit de jaarringen. Na een lastige periode direct na het verlies van zijn naasten, is er een weer een geleidelijke opleving in de groei.

Niet alle bomen reageren zo. Naast individuele verschillen, sommige exemplaren zijn niet tot herstel in staat en overleven een dergelijke vrijstelling niet, zijn er verschillen per soort. Eik, lariks en es verlagen makkelijk hun kroon. Maar ook bij beuken en douglas komt een dergelijke reactie voor. Op de betere groeiplaatsen is de aanpassing over het algemeen makkelijker.

Bezien vanuit de natuur zijn bomen met een sterke kroonverlaging waardevol. Het dode hout bovenin de kroon en de wat ruigere kroonvorm leveren nieuwe niches. De sterke aanpassingsgroei is een natuurlijk proces, dat in natuurlijke bossen, bijvoorbeeld na windworp, veelvuldig voorkomt.

Voor de houtproductie is het mooie er wel vanaf door de zware betakking in het onderste stamdeel. Overigens hoeft dat bij dikke bomen niet het geval te zijn. Als we aannemen dat de boom in een dichte setting is opgegroeid, kan het een gave stam zijn met weinig noesten. Stel dat de boom 40 cm dik was toen de kroonverlaging inzette en geveld wordt bij een dikte van 55 cm. De stam zal dan voor houtkopers niet aantrekkelijk tonen, maar feitelijk wel zijn: van binnen is het een gave stam.

Voor de bosbezoeker kan deze boom uitgroeien tot een markant exemplaar en een lange tijd het beeld boven de verjonging bepalen.

De educatieve potenties van de boom zijn misschien nog wel het sterkst. Op excursie dus, met zowel leken als bosbeheerders om, al dan niet gewapend met aanwasboor, dit natuurverschijnsel te bekijken. En zeker niet vellen met het argument “die gaat toch dood”.